Leve de koning. En Maximaah!
Na een week van overwegen, ga ik overstag. Ik koop een
Koninginnedaglot. Nu de geestelijke armoede voorbij is, is het zaak de fysieke
armoede ongedaan te maken. Mijn affirmatie is ‘rijkdom’ en ‘succes’. Ik koop een
oranje staatslot op de numerologie van mijn naam. Het serienummer kan ik
visualiseren op het mantra ‘rijkdom’. Rijkdom rijkdom rijkdom succes succes
succes.
Voor de derde keer naar de supermarkt omdat de oranje
bonusdonuts met rood wit blauwe spikkels maar niet geleverd werden. Nu heb ik
geluk! Terwijl ik bij de kassa sta, spreekt een buurtgenoot mij aan over mijn
situatie als armlastige, ze heeft me gespot in de media. Ze doneert me de
donuts en ik waardeer haar lieve attentie. Die zullen smaken.
Speciaal voor de nieuwe koning heb ik de buitenkant van mijn
huis geschilderd nadat de OZB op de mat was gevallen. Onze burgemeester is ook
gevallen, een mens.
Koninginnedag 30 april 2013.
De zon schijnt. De vlag gaat uit. De feestvreugde in huis is
een bos oranje tulpen met ranonkels van de plantjesmarkt, het ontbijt een
oranje tompouce en het middagmaal een broodje kro. Met uitjes en peterselie nog
meer cachet. Zouden daar de koninklijke gasten ook culinair mee gezegend zijn?
Ben ik koningsgezind? Ik ben opgevoed met het defilé op
paleis Soestdijk en had zo’n Libelle plakboek met de prinsjes en prinsesjes.
Mijn moeder en haar zussen zijn van dezelfde leeftijd als Beatrix en haar
zussen. Ik ben van dezelfde leeftijd als hun kinderen, de nieuwe generatie,
aldus de media vandaag. In onze maatschappij juist de verloren generatie alle
andere dagen van het jaar in de media. Mijn buurvrouw heeft bij Willempie in de
klas gezeten. Ik droomde zelfs over het defilé. In mijn droom liep ik in een
stoet mensen langs het bordes van Soestdijk. Op een gegeven moment word ik van
achter op mijn schouders getikt. Ik draai me om en sta oog in oog met prins
Willem-Alexander. ‘Jij bent toch de buurvrouw van B?’, zegt hij tegen mij. Ik
voelde mij vereerd.
Toen Maxima haar intrede deed, hoopte ik dat ze een keer bij
mij kaasfondue zouden komen eten in het kader van de inburgeringscursus. Nu
hoop ik dat ze mij een microkrediet wil
verstrekken.
In onze wijk is het elk jaar vrijmarkt en ik ga rond de klok
van negen op pad met een schoongewassen dochter. Ze krijgt vijf euro voor deze
feestdag. We scoren een prachtig zwart leren jackje voor twaalf euro. Ik vraag
de verkoopster waarom ze dat jasje wegdoet. ‘Ik heb genoeg en heb hem nooit
aan,’ is haar antwoord.
Een paar plaatsjes verder schuim ik een rek af van een
moeder van een oudklasgenootje van dochterlief. Daar haal ik een bruinleren
Arma colbertje uit wat me perfect past. Vijf euro. Daar ga ik niet eens op
afdingen. Het is genant dat mensen zo’n mooie spullen wegdoen voor nop. Die
gedachte overschaduwt even mijn geluk.
Overal prijst iedereen zijn waar aan. ‘Een euro, een euro’.
De verkopende partijen kijken de langslopende vrijmarktgangers aan en zeggen
‘Een euro, een euro’. Zo zeggen we elkaar vandaag de dag gedag. Ja, geld gaat
voor de mens. Hallo!
Thuisgekomen bewonder ik mezelf in de spiegel met mijn gouden
vondst: voor, achter en zijkant. Dit colbertje zit 3D helemaal perfect. Ik stop
mijn hand in de rechterzak. Ik haal er een euro uit. Ik schuif mijn linkerhand
in de andere zak en tover er een doekje uit: een eurobriefje van vijf. In mijn
nieuwe aanwinst zit ik de abdicatie uit. ‘Leve de koning. Hoera. Hoera. Hoera’.
Met mijn ouders kijk ik de inhuldiging. De kinderen banjeren
ergens rond. Ik heb een brok in mijn keel. Als ik naar de zijkant van het
gezicht van mijn moeder kijk, zie ik tranen rollen. De mijne rollen ook. Mijn
vader geeft geen krimp. Hem doet het niks. Ik bedenk me dat ik daar ook had
kunnen staan, naast de nieuwe koning. Ik wuif terug naar de tv met de diverse
zwaaitechnieken. In mijn omgeving was ik de enige die altijd voor WA opkwam. Ik
vond hem leuk, ik val op kaaskoppen. Of meloenenkoppen, zoals de allochtonen
zeggen.
Mijn kinderen vinden dit sentimenteel gedoe. We oefenen zo,
en famille, in wuiven, een vak apart. Ik heb een lamme arm van een paar
kozijnen schilderen, laat staan wat je krijgt van jarenlang al dat gezwaai naar
het volk, het volk.
Als het koningspaar voor elke zwaai een euro krijgt, klopt
hun jaarlijkse staatsinkomen wel. De belasting van de armen is wel genoeg. Die
hoeven ze dan ook niet te betalen. Zwaai je met je hele arm zoals onze
kroonprinses Amalia, of gaat je hand van links naar rechts vanuit je pols. Of
moet je juist vanuit je elleboog wat kanten op en neer of heen en weer bewegen.
Ik schrijd in mijn verse colbertje naar de frituurpan voor broodjes kroket en
koffie. De bijna lege mosterdfles laat wat onkoninklijk geluiden en sporen na. We
lopen nog een vrijmarktronde. Mijn vader krijgt een gratis flitser, ik krijg
voor niks van een sportschoolmaatje het tweede en derde deel van ‘Vijftig
tinten’. Zuslief heeft deel een. Volgend jaar ligt mijn boek ook op de
vrijmarkt. Mijn moeder geeft aan musicerende kinderen. Zij is mijn voorbeeld.
Ze heet Wilhelmina, roepnaam: Mien.
De volgende dag, de dag van de arbeid, kijk ik wat mijn
mantra mij opgeleverd heeft: nul euro. Ik heb niets te doen. Hoera hoera hoera!
Dat is oranje bitter. De laatste oranje tompouce knikker ik in de kliko.
Koninginnedag wordt Koningsdag. De dag van de arbeid kan verder als ‘de dag van
de werkloosheid’. Leve de koning. En minima. Hoera hoera hoera!