dinsdag 7 mei 2013


Leve de koning. En Maximaah!


Na een week van overwegen, ga ik overstag. Ik koop een Koninginnedaglot. Nu de geestelijke armoede voorbij is, is het zaak de fysieke armoede ongedaan te maken. Mijn affirmatie is ‘rijkdom’ en ‘succes’. Ik koop een oranje staatslot op de numerologie van mijn naam. Het serienummer kan ik visualiseren op het mantra ‘rijkdom’. Rijkdom rijkdom rijkdom succes succes succes.

Voor de derde keer naar de supermarkt omdat de oranje bonusdonuts met rood wit blauwe spikkels maar niet geleverd werden. Nu heb ik geluk! Terwijl ik bij de kassa sta, spreekt een buurtgenoot mij aan over mijn situatie als armlastige, ze heeft me gespot in de media. Ze doneert me de donuts en ik waardeer haar lieve attentie. Die zullen smaken.

Speciaal voor de nieuwe koning heb ik de buitenkant van mijn huis geschilderd nadat de OZB op de mat was gevallen. Onze burgemeester is ook gevallen, een mens.

Koninginnedag 30 april 2013.

De zon schijnt. De vlag gaat uit. De feestvreugde in huis is een bos oranje tulpen met ranonkels van de plantjesmarkt, het ontbijt een oranje tompouce en het middagmaal een broodje kro. Met uitjes en peterselie nog meer cachet. Zouden daar de koninklijke gasten ook culinair mee gezegend zijn?

Ben ik koningsgezind? Ik ben opgevoed met het defilĂ© op paleis Soestdijk en had zo’n Libelle plakboek met de prinsjes en prinsesjes. Mijn moeder en haar zussen zijn van dezelfde leeftijd als Beatrix en haar zussen. Ik ben van dezelfde leeftijd als hun kinderen, de nieuwe generatie, aldus de media vandaag. In onze maatschappij juist de verloren generatie alle andere dagen van het jaar in de media. Mijn buurvrouw heeft bij Willempie in de klas gezeten. Ik droomde zelfs over het defilĂ©. In mijn droom liep ik in een stoet mensen langs het bordes van Soestdijk. Op een gegeven moment word ik van achter op mijn schouders getikt. Ik draai me om en sta oog in oog met prins Willem-Alexander. ‘Jij bent toch de buurvrouw van B?’, zegt hij tegen mij. Ik voelde mij vereerd.

Toen Maxima haar intrede deed, hoopte ik dat ze een keer bij mij kaasfondue zouden komen eten in het kader van de inburgeringscursus. Nu hoop ik dat ze mij een  microkrediet wil verstrekken.

In onze wijk is het elk jaar vrijmarkt en ik ga rond de klok van negen op pad met een schoongewassen dochter. Ze krijgt vijf euro voor deze feestdag. We scoren een prachtig zwart leren jackje voor twaalf euro. Ik vraag de verkoopster waarom ze dat jasje wegdoet. ‘Ik heb genoeg en heb hem nooit aan,’ is haar antwoord.

Een paar plaatsjes verder schuim ik een rek af van een moeder van een oudklasgenootje van dochterlief. Daar haal ik een bruinleren Arma colbertje uit wat me perfect past. Vijf euro. Daar ga ik niet eens op afdingen. Het is genant dat mensen zo’n mooie spullen wegdoen voor nop. Die gedachte overschaduwt even mijn geluk.

Overal prijst iedereen zijn waar aan. ‘Een euro, een euro’. De verkopende partijen kijken de langslopende vrijmarktgangers aan en zeggen ‘Een euro, een euro’. Zo zeggen we elkaar vandaag de dag gedag. Ja, geld gaat voor de mens. Hallo!

Thuisgekomen bewonder ik mezelf in de spiegel met mijn gouden vondst: voor, achter en zijkant. Dit colbertje zit 3D helemaal perfect. Ik stop mijn hand in de rechterzak. Ik haal er een euro uit. Ik schuif mijn linkerhand in de andere zak en tover er een doekje uit: een eurobriefje van vijf. In mijn nieuwe aanwinst zit ik de abdicatie uit. ‘Leve de koning. Hoera. Hoera. Hoera’.

Met mijn ouders kijk ik de inhuldiging. De kinderen banjeren ergens rond. Ik heb een brok in mijn keel. Als ik naar de zijkant van het gezicht van mijn moeder kijk, zie ik tranen rollen. De mijne rollen ook. Mijn vader geeft geen krimp. Hem doet het niks. Ik bedenk me dat ik daar ook had kunnen staan, naast de nieuwe koning. Ik wuif terug naar de tv met de diverse zwaaitechnieken. In mijn omgeving was ik de enige die altijd voor WA opkwam. Ik vond hem leuk, ik val op kaaskoppen. Of meloenenkoppen, zoals de allochtonen zeggen.

Mijn kinderen vinden dit sentimenteel gedoe. We oefenen zo, en famille, in wuiven, een vak apart. Ik heb een lamme arm van een paar kozijnen schilderen, laat staan wat je krijgt van jarenlang al dat gezwaai naar het volk, het volk.

Als het koningspaar voor elke zwaai een euro krijgt, klopt hun jaarlijkse staatsinkomen wel. De belasting van de armen is wel genoeg. Die hoeven ze dan ook niet te betalen. Zwaai je met je hele arm zoals onze kroonprinses Amalia, of gaat je hand van links naar rechts vanuit je pols. Of moet je juist vanuit je elleboog wat kanten op en neer of heen en weer bewegen. Ik schrijd in mijn verse colbertje naar de frituurpan voor broodjes kroket en koffie. De bijna lege mosterdfles laat wat onkoninklijk geluiden en sporen na. We lopen nog een vrijmarktronde. Mijn vader krijgt een gratis flitser, ik krijg voor niks van een sportschoolmaatje het tweede en derde deel van ‘Vijftig tinten’. Zuslief heeft deel een. Volgend jaar ligt mijn boek ook op de vrijmarkt. Mijn moeder geeft aan musicerende kinderen. Zij is mijn voorbeeld. Ze heet Wilhelmina, roepnaam: Mien.

De volgende dag, de dag van de arbeid, kijk ik wat mijn mantra mij opgeleverd heeft: nul euro. Ik heb niets te doen. Hoera hoera hoera! Dat is oranje bitter. De laatste oranje tompouce knikker ik in de kliko. Koninginnedag wordt Koningsdag. De dag van de arbeid kan verder als ‘de dag van de werkloosheid’. Leve de koning. En minima. Hoera hoera hoera!